Artistiek onderzoek - Wat houdt dat in? Een gesprek met Yahmani Blackman

Gepubliceerd op

Onderzoek aan de Academie voor Theater en Dans, we weten dat het gebeurt, maar wat houdt het precies in? Dit is deel 22 van een serie interviews; een kijkje in de keuken. Een gesprek met dramaturg, theatermaker en docent Yahmani Blackman, die sinds september als onderzoeker is verbonden aan het Lectoraat van de ATD. 

Deel 22:We need to talk about dramaturgy’

Yahmani Blackman: Als mens en als maker ben ik me altijd bewust op wiens schouders ik sta. Ik werkte jarenlang als autodidakt, ik speelde en maakte voorstellingen in De Engelenbak, het MC Theater, Frascati. Onderweg ontmoette ik mensen die voor langere of kortere tijd met mij meeliepen: Samora Bergtop, Jetty Mathurin en Maarten van Hinte en anderen. Allemaal theatermakers van kleur. Dat zijn mijn leermeester. 

Je ging dus niet naar de theaterschool?
Nee, ik heb Pedagogiek gestudeerd. De theaterschool heb ik heel lang gemeden. Ik was bang om mijn authenticiteit te verliezen en voelde een bepaalde vrijheid in het ‘niet-weten’. Ik deed alles op intuïtie en ik zei tegen iedere uitnodiging ‘ja’. Dat waren mijn Yes Man-jaren (lacht).

Wat was je bang om kwijt te raken?
Als kind was ik heel stil, ik sprak bijna niet, ik kon uren in een hoekje zitten spelen. Ik maakte verhalen in mijn hoofd. Mijn moeder maakte zich zorgen en zette me op toneel. Dat bleek een gouden greep. Ik was acht of negen. Vanaf dat moment ging mijn binnenwereld naar buiten toe open. Ik bleef tot mijn 21ste op de Jeugdtheaterschool Zuidoost. De voorstellingen die we daar maakten waren altijd multidisciplinair. Een mix van toneel, beweging en storytelling. In Zuidoost was van kleur zijn de norm, onze stijl was net iet grotesker, minder sober dan het gangbare. Choreografen en gastdocenten nodigden ons altijd uit om onze eigenheid mee te nemen.

Uiteindelijk ging je toch naar de Academie voor Theater en Dans (ATD)?
Rond mijn 25e groeide het verlangen om het ambacht leren, ik wilde ook weten wat ik anders deed. Na een jaar deelgenomen te hebben aan Factory bij Likeminds, volgde ik aan de ATD de verkorte opleiding Theaterdocent. Dat was best confronterend (lacht). Ik dacht: jullie gaan mij nu vertellen hoe het vak in elkaar zit, maar de school zei: ‘Wat kom jij hier halen? Wat wil jij?’ Ik merkte dat het noodzakelijk werd om mijn Zwartheid te definiëren. Ik legde een hele reis af om uiteindelijk te kunnen zeggen: ‘Ik ben Afro-Europees’. 

Dat definiëren van mijn identiteit was essentieel. Mijn afstudeervoorstelling Het Knippa Meisje ging over mijn moeder, zij groeide in Suriname in armoede op. Op haar zesde verkocht ze op straat al knippa’s, een Caraïbische vrucht. Ik werkte met drie jonge actrices, twee van Surinaamse afkomst, eentje Ghanees. De repetities bestonden telkens uit twee uur repeteren en twee uur pauze. In de pauze nam ik de actrices mee naar huis. Daar mochten ze in mijn familiegeschiedenis duiken en mijn moeder in Suriname bellen. We kookten en aten samen, wat in de Surinaamse cultuur heel belangrijk is. Mijn begeleider zei: ‘Je haalt je spelers uit het artistieke proces’, maar ik zei: ‘Dit is het artistieke proces.’ 

Het deed me denken aan hoe we op de Jeugdtheaterschool na de training nog urenlang dansjes deden en daarna samen aten. Ook in het lesgeven vindt bij mij veel juist buiten de les plaats. Ik ga met leerlingen mee naar de kantine, ik hoor welke muziek ze luisteren. Mijn afstudeerscriptie schreef ik over Socrates en Orunmila, de grondleggers van de Westerse en Afrikaanse filosofie. In de Afrikaanse filosofie zijn kunst en cultuur helemaal met elkaar verweven. Dus als je iemand opleidt doe je dat idealiter niet in een leeg repetitielokaal, maar in de praktijk, in je eigen studio. 

Je begon als actrice en maker, nu werk je als dramaturg en docent.
Ik geef speldidactiek en filosofie aan de ATD en aan de Theaterschool Utrecht. Sinds een paar jaar word ik steeds vaker door makers van kleur gevraagd als dramaturg. In die rol ging aanvankelijk ik op zoek naar het conflict en  het motorisch moment. Maar gaandeweg begon ik me af te vragen of die er wel toe doen, in wat mijn makers willen vertellen. In hoeverre kijk ik vanuit een wit perspectief? Ik ging op zoek naar niet-Westerse dramaturgie en vond een essay van Katalin Trencsényl, een Hongaarse dramaturge die werkzaam is in Londen. Dat was fascinerend. Daarnaast las ik een open brief van Britse Black Writers: We need to talk about dramaturgy waarin zij benoemen waar ze tegenop lopen als toneelschrijvers van kleur. Tot slot las ik een interview met de (inmiddels oud-) artistiek leider van het Young Vic theater, waarin hij vertelde dat hij een feminine dramaturgie toepaste. Ik dacht: ik moet naar Londen!

Ik kocht een ticket naar Londen, ontmoette de artistiek leider en de dramaturg van Young Vic, Kwame Kwei-Armah, en twee andere makers van kleur. Die maakten jeugdtheater in kansarme wijken van Londen. Hun werkwijze was heel holistisch, de regieondersteuner was meteen ook een soort persoonlijk begeleider van de jongeren. Zelf heb ik als dramaturg een keer tegen een maker gezegd: ’Jij gaat slapen en als je morgen het repetitielokaal binnenkomt geef je alles uit handen aan de eindregisseur. Ondertussen zal ik voor je zorgen, ik zal de hele tijd tegen je zeggen waar de schoonheid zit, wat werkt.’ 

Dus je trof in Londen een werkwijze die je heel erg aansprak.
Ik wilde meteen terug. Dankzij de steun van het ATD Lectoraat en Platform 2025, kon ik mijn onderzoek aan het Lectoraat voortzetten! In oktober ging ik opnieuw naar Londen, dit keer ontmoette ik de Brits-Nigeriaanse choreograaf en dramaturg Funmi Adewole Elliot. Vooraf vroeg ze me de registratie van twee producties op te sturen, waarin ik als maker of dramaturg in mijn kracht stond. Het ging haar om het werkproces, het hoefde niet mijn beste voorstelling te zijn. Ik vroeg haar om hetzelfde te doen. Op basis hiervan hebben we elkaar vijf uur lang gesproken. In het laatste uur zei Funmi: ‘Je weet toch dat je niet naar Londen hoefde te komen?’ Ik was helemaal verbaasd. ‘Je wilt weten wat niet-Westerse dramaturgie kan zijn, maar wat jij doet in je werk geeft al antwoord op die vraag. Volgens mij moet je je eigen methode op papier zetten, volgens mij moet dat je onderzoek zijn.’ 

Yahmani Blackmans gaf een presentatie over haar onderzoek op dinsdag 14 januari tijdens de Research Month op het symposium What if… Decoloniality?


Tekst en interview:
Hester van Hasselt

De complete serie interviews Artistiek onderzoek - Wat houdt dat in? kun je hier lezen

 

 

 

 

 

 

 

Delen