Artistiek onderzoek - Wat houdt dat in? Een gesprek met Dwayne Toemere

Foto: Charlene Monk

Gepubliceerd op

Onderzoek aan de Academie voor Theater en Dans, we weten dat het gebeurt, maar wat houdt het precies in? Dit is deel 21 van een serie interviews; een kijkje in de keuken. Een gesprek met theatermaker en acteur Dwayne Toemere, die sinds september als onderzoeker is verbonden aan het Lectoraat van de ATD.

Deel 21: Een mantel om het rouwproces
 

Je onderzoek gaat over het belang van Inheemse kennis voor het kunstvakonderwijs, maar ook over ruimte maken voor Inheemse rituelen rondom het rouwen, voor het heelproces. 

Mijn moeder is anderhalf jaar geleden overleden. Ik heb haar ziekte en sterven van heel dichtbij meegemaakt, dat was zo’n grote, mooie les. Door haar dood ben ik mijn eigen cultuur nog meer gaan omarmen. Daar waar we ons in de Westerse cultuur vaak onthand zijn, wordt je rouw in Inheemse culturen juist ingebed.

Kun je iets over je achtergrond vertellen?

Mijn ouders zijn van Surinaams-Inheemse afkomst, mijn moeder is Arowak, mijn vader Kalihna. Ze hebben elkaar in Nederland ontmoet. Toen ik vijf was richtten ze in Rotterdam de stichting SCV Wajajong op. Voor het behoud van Inheemse Surinaamse culturen door zang en dans. Iedere week was er wel een samenkomst. Tegelijkertijd was thuis het devies: assimileren. Dat deed mijn vader zelf ook. Goed assimileren in de Nederlandse samenleving; dat verhoogde je slagingskans.

Met een handjevol Marokkanen, Turken en Surinamers kwam ik op het Erasmiaans Gymnasium terecht. Door onze witte klasgenoten werd er flink naar beneden getrapt. Daar kwam natuurlijk heibel van. Een lerares Nederlands zei wijselijk tegen mij: ‘Je kunt je tegen die jongens verzetten, maar uiteindelijk zijn zij degenen met wie je later zult moeten werken.' De boodschap was duidelijk: laat het gaan. Ik ging in Amsterdam psychologie studeren en kwam pas na mijn master op de Mime Opleiding terecht. Ik was een van de weinige mensen van kleur. Later, toen ik hier zelf les gaf aan de Academie voor Theater en Dans, zag ik de studentenpopulatie diverser worden. Op een gegeven moment had ik een klas van de ATKA met zes mensen van kleur. Het was geweldig wat dat aan creativiteit teweeg bracht: de humor, de muziek, de inspiratiebronnen. Ik dacht: wauw, dat heb ik mezelf nooit gegund. 

Zo begon ik mijn Inheemse afkomst in mijn lessen – en in mijn leven- te integreren. Door Black Lives Matter werd de noodzaak daarvan aangescherpt. Door de ziekte van mijn lieve moeder kwam mijn zoektocht opnieuw in een stroomversnelling terecht. Toen zij in het voorjaar van 2022 de diagnose ALS kreeg was ze pas 62. Ze heeft nog een jaar geleefd. In dat laatste jaar wilde ik zo dicht mogelijk bij haar zijn, ik wilde alles van haar weten, ik maakte geluidsopnames van onze gesprekken, bijvoorbeeld over haar jeugd in Suriname, maar ook over alledaagse dingen. Ik wilde van dat jaar niets verloren laten gaan. 

Ik luisterde deze week een van die gesprekken af. Daarin zegt ze dat ze ons ontzettend zal missen. Tegelijkertijd vraagt ze zich ook af of ze ons, als ze eenmaal gestorven is nog wel missen kán. ‘En toch’, zegt ze, ‘voel ik nú hoe ik jullie dan zal missen’, om even later lachend toe te voegen: ‘Als ik eenmaal dood ben, doe ik er alles aan om jullie te laten merken dat ik er nog ben’. (lacht)

En?

Ik weet het niet.

Kort na de dood van mijn moeder kwam ik via Instagram bij een cursus schouderdoek knopen van Stichting Wasjikwa terecht. Wasjikwa betekent ‘ons huis’ in het Lokono, de taal van de Arowakken. De stichting zit hier in Amsterdam, en wil de Inheemse cultuur herwaarderen en doorgeven. Het was echt ‘mijn huis’ toen ik na de dood van mijn moeder zo verloren was. Het maken van een schouderdoek gaat langzaam, knoop voor knoop, het is heel meditatief. Er werd verteld dat onze voorouders op dat moment bij ons zijn. Ik dacht aan mijn moeder en aan haar vriendin Mieke, mijn lieve stiefmoeder, die kort na mijn moeder overleed. Ik dacht ook aan mijn voorouders in Suriname. Alsof elke knoop een voorouder was. Dat vond ik grappig, iedere knoop, ieder kwastje is net even anders, sommige zijn een beetje ‘mislukt’, die voorouders waren er natuurlijk ook. (lacht) 

Ben je zelf wel eens in Suriname geweest?

In 2018 was ik voor het eerst in Suriname, afgelopen februari ging ik een tweede keer. Ik herinner me van die eerste keer een nacht in het oerwoud waarin het verschrikkelijk onweerde en onwaarschijnlijk hard regende. Ik voelde me nietig, maar was ook diep onder de indruk. Ik besefte dat mijn voorouders eeuwenlang dit overweldigende natuurgeweld hadden overleefd, en dat ik uit hen voortgekomen was. Ik dacht: ik houd me bezig met al die dagelijkse gedoetjes, maar ik ben veel groter dan dat.

In 2019 bezocht ik met mijn moeder de Grote-Suriname-tentoonstelling in de Nieuwe Kerk op de Dam. Bij de ingang zag je meteen een enorme foto van een Inheemse man met een kralenketting en hoofdtooi. Dat vond ik indrukwekkend, gek genoeg had ik vooral de zwarte Surinaamse geschiedenis verwacht. De tentoonstelling opende dus met de oorspronkelijke bevolking van Suriname, die werd beschreven als eerder introvert en intuïtief. 

Herken je dat?

Dat introverte wel. In het jaar dat mijn moeder zo ziek was vertelde mijn moeder over haar grootvader. Hoe die dagenlang in zijn eentje in het bos kon doorbrengen. Ze vertelde ook dat haar oma urenlang in stilte op de veranda kon zitten, dat je met haar samen in stilte kon zijn. We had het over het opzoeken van de stilte, over een rotsvast geduld. Dat ken ik zelf uit het Boeddhisme. In de zomer ga ik vaak naar een stilteretraite in Engeland. Toen mijn moeder ziek was ging ik elke ochtend naar het boeddhistisch centrum om een uur te zitten – met alles wat er is. Daarna nam ik de trein naar Gouda, naar mijn moeder, toe. 

Afgelopen juni organiseerde ik samen met theatermakers José Montoya en Erwin Boschmans een serie inspiratiesessies binnen de onderzoekswerkplaats Het Verbond van Frascati. De eerste ging over Afrofuturisme, het creëren van nieuwe werelden en kunstwerken vanuit een niet-Westers perspectief. De tweede sessie was een gesprek met de Inheems-Surinaamse kunstenaar Victor Bottenbley, over het integreren van Inheemse kennis en cultuur in Westerse kunst en leven. De derde was een workshop van Winti-priesteres Marian Markelo over rouwrituelen in het Winti-geloof. Winti is in Suriname tot in de jaren zeventig verboden geweest. Het werd afgedaan als hekserij. Gelukkig leeft het nu weer op. Bij Winti is Mama Aisa, moeder aarde, de belangrijkste godin. Zij is de godin van leven en dood. Ze staat voor inclusiviteit en onvoorwaardelijke liefde. Voor compassie en wijsheid. In Winti wordt de gestorvene stap voor stap naar een andere dimensie begeleid. Familie en vrienden komen meerdere momenten samen om te dansen, om te eten en drinken, om te zingen en verhalen te vertellen. In de nacht voor de begrafenis (dede oso) en op de achtste dag na de begrafenis (aitidei) is er een wake. Na zes weken is er het overgangsritueel siksiwiki waarbij de geest van de gestorvene voorgoed afscheid van de aarde neemt. De rouwperiode wordt afgesloten met puru blaka, waarbij de ziel van de overledene wordt ‘vrijgemaakt’. 

Die avond met Marian Markelo was zo troostrijk voor mij. Bij Winti wordt niet alleen de gestorvene, maar worden ook de rouwenden stap voor stap naar een nieuwe werkelijkheid begeleid. Mijn moeder heeft met haar sterven een transitie doorgemaakt, maar ook ik ben door haar dood getransformeerd. 
 

Tekst en interview:
Hester van Hasselt

De complete serie interviews Artistiek onderzoek - Wat houdt dat in? kun je hier lezen

 

Foto: Milieudefensie - Anne-Havelaar & Caroline Ceton

Foto: Eduardo Haumahu

Delen