Met twee vingers een wereld van verschil maken

Links: Amanda Beck, rechts: Laurence Korsenti - fotografie: Sjoerd Derine

Gepubliceerd op

Interview met Amanda Beck en Laurence Korsenti

Na een dienstverband van respectievelijk 24 en 13 jaar namen docenten Amanda Beck en Laurence Korsenti afgelopen juli afscheid van de Nationale Balletacademie. Beiden hebben zich meer dan dertig jaar ingespannen voor het Nederlandse dansonderwijs, en daar zijn we hen ongelooflijk dankbaar voor. We vroegen hun hoe ze terugkijken op al die jaren, wat ze hebben geleerd over het docentschap, hoe het vak zich heeft ontwikkeld en wat ze het meest zullen missen. Amanda: “Docent worden voelde voor mij als opnieuw verliefd worden.” Laurence: “De voldoening bij een kind te zien als iets lukt, dat is goud waard.”

Het is, zeggen ze, een rare gewaarwording. Ze zijn terug op hun vertrouwde werkplek om de opening van het nieuwe schoolgebouw door Koningin Máxima bij te wonen, maar ze hebben geen taken. Ze kunnen alle feestelijkheden gewoon over zich heen laten komen. “Dat voelt heel vreemd. Je ziet hoe druk al je collega’s zijn en hebt dan toch zoiets van: huh, moeten wij niet ook iets doen, niet even helpen?” 

Ze zijn, beseffen ze, echt aan een nieuwe levensfase begonnen. Met als eerste opvallende feit dat ze buiten de schoolvakanties op reis konden en – begin oktober – nog maar net, gebruind en wel, terug in Nederland zijn. Amanda: “Je moet wel echt even afkicken. Ik kwam thuis van vakantie en ergens in mijn lichaam voelde ik die opwinding van: oe, het nieuwe schooljaar gaat beginnen. Maar dan realiseer je je: o nee, ik hoef niet meer.” Laurence: “Wat mij vooral opviel, is dat je, wanneer je in september op vakantie bent, omringd wordt door oudere mensen, door gepensioneerden. En dan besef je des te meer: ik ga het werken met kinderen en met jonge studenten heel erg missen.” Amanda: “Ja, zij houden je bij de tijd. Zij hebben wat te vertellen, dagen je uit.” Laurence: “Ja, dankzij hen blijf je bij.” Lachend: “Ik ben nu alleen met mijn man, en dat is ook heel erg leuk. Maar het is wel anders.”

‘Het is goed zo!’
De twee hadden tijdens hun danscarrière beiden geen vooropgezet plan om docent te worden. Amanda danste van 1979 tot 1990 bij Het Nationale Ballet, waar ze uitgroeide tot tweede soliste. “Ik was 32 toen ik stopte. Ik had al veel mooie rollen gedanst en was in verwachting van mijn tweede kind. Dus dan maak je de balans op. Ik wilde meer thuis zijn voor mijn kinderen en dat gecombineerd met het vertrek van Rudi van Dantzig als artistiek leider bracht mij tot het besef: het is goed zo! Ik had destijds nog geen idee van wat ik verder wilde doen, maar een jaar na de geboorte van mijn zoon, rolde ik als het ware in het docentenvak. Ik werd steeds vaker gevraagd om les te geven, onder meer bij de Henny Jurriëns Studio, bij gezelschap Opus One en bij ArtEZ in Arnhem.”

Laurence stopte min of meer tegelijkertijd, op haar dertigste, na een carrière bij achtereenvolgens TheIsrael Ballet, Scapino Ballet, Ballett Frankfurt en Scottish Ballet, waar ze eerste soliste was. “Mijn vriend, en huidige man, kon na zijn afstuderen in Schotland geen werk vinden en omdat ik geen zin meer had in een langeafstandsrelatie, ben ik gestopt en met hem mee teruggegaan naar Nederland. Ik dacht: misschien kan ik in de toekomst ooit dansers gaan coachen, maar meer nog zag ik mijzelf fysiotherapeut worden.” Eenmaal terug in Nederland nam ze zo nu en dan les bij Artemis in Amsterdam (een voorloper van de Henny Jurriëns Studio – red.) en een van de docenten daar, de Bulgaarse oud-ballerina Kalina Bogoeva, zei: ‘Jij moet docent worden!’ Laurence: “Zij zag blijkbaar iets in mij en vond dat ik mijn kennis moest doorgeven, en ik dacht: waarom niet?”

Dankbaar
Laurence volgden een reeks docentenseminars bij Bogoeva en begon les te geven bij onder meer Artemis en Reflex. “Tijdens die seminars ontdekte ik al hoe ongelooflijk interessant ik het vond om terug te gaan naar de basis. Als danser weet je precies hoe je alles moet doen, maar hoe heb je dat allemaal geleerd? En wanneer leer je wat, en waarom? Ik raakte gefascineerd door de vraag: hoe bouw je een goede les op? En ook door de ‘fysicaliteit’ van het vak. Dat je niet alleen maar verbale instructies geeft, maar dat je door het bij wijze van spreken met maar twee vingers aanraken van een kind zijn of haar hele houding of pose kunt veranderen en dus een wereld van verschil kunt maken. En dan de voldoening te zien bij zo’n kind als iets opeens lukt. Dat is goud waard!”

Amanda: “Het is zo’n ontzettend dankbaar vak. Voor mij voelde het als opnieuw verliefd worden. Op een andere manier dan bij mijn man, maar toch! Als je zelf op het podium staat, ben je ook continu met je vak bezig en ik heb daar al die jaren enorm van genoten. Maar als docent vlieg je het vak van een totaal andere kant aan, en ik had nooit verwacht dat ik dat zó fantastisch zou vinden.”

‘Een soort wonder’
Laurence kreeg al gauw de kans om bij de Nationale Balletacademie docent Marie-Josette Aerts te assisteren en dat bracht, zegt ze, de tamtam op gang. Ze werd gevraagd om klassiek ballet te doceren bij een drietal andere dansopleidingen van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Tot ze in 1992 een vaste aanstelling kreeg bij de dansvakopleiding van het Koninklijk Conservatorium, waar ze maar liefst negentien jaar werkte. En het was een van haar collega’s in Den Haag, Christopher Powney, die haar, nadat hij in 2010 was benoemd tot artistiek leider van de Nationale Balletacademie, vroeg om de overstap naar Amsterdam te maken. “Dat was – hoewel ik al sinds mijn terugkeer uit Schotland in Amsterdam woonde – een lastige keuze, waar ik lang over heb nagedacht. Mijn hart lag in Den Haag, maar ik realiseerde me ook dat er een ‘turning point’ in de danseducatie in Nederland zou komen. Dat de Nationale Balletacademie dé klassieke school van Nederland zou worden, en aangezien ik een klassieke docent pur sang bent, dacht ik: ga, het is nu of nooit!”

Amanda werd in 2000 door Francis Sinceretti, een van de voorgangers van Powney, gevraagd om in te vallen voor een uitgevallen docent, en niet lang daarna kreeg ze haar eerste eigen lesuren. “Ik ben toen ook de Vaganova-cursus van Peter Silkin gaan volgen en maakte kennis met de fantastische bouwstenen van de Vaganova-syllabus, die destijds werd gebruikt. Voor mij was dat een openbaring, een soort wonder. Je zag gewoon dat die theorie werkte, dat je kinderen, door een aantal weken nauwgezet aan iets te werken, met sprongen vooruit zag gaan. En de ‘joy’ die je dan bij zo’n kind ziet, dat is onbetaalbaar. Dan ben je zelf ook net zo blij als een kind.”

Laurence: “Ja, ook voor mij is dat altijd de magie van dit vak geweest: kinderen vooruit helpen, dingen voor elkaar krijgen. En ja, daar heb je een lesmethode voor, maar ik heb die vooral altijd gebruikt als richtlijn. Hoewel ik zelf van nature heel methodisch ben ingesteld, vond ik het belangrijker om goed naar het kind in kwestie te kijken. Wat heeft hij of zij nodig, wat helpt hem of haar vooruit?” Amanda: “En hoe zorg je er voor dat je ook de dáns erin houdt? Dat het dus niet alleen maar techniek is. Dans is een communicatiemiddel, een middel om jezelf te uiten, en hoe jong de leerlingen ook zijn: die ruimte moeten ze krijgen.”

Ze noemen het beiden ook een ‘enorm’ geluk dat ze aan zoveel verschillende niveaus en leeftijdsgroepen les hebben mogen geven. Laurence: “Om als docent een volledig beeld te krijgen, is dat zo belangrijk. Wat is er op welke leeftijd nodig om uiteindelijk, aan het einde van de schooltijd, een bepaald resultaat te krijgen?”

Mens van vlees en bloed
En wat hebben ze in al die jaren en met al die groepen vooral geleerd? Amanda: “Het klinkt misschien heel vanzelfsprekend, maar voor mij was dat toch: mijzelf zijn. Ik was in het begin heel onzeker, moest ongelooflijk veel leren, en wilde het allemaal héél erg goed doen. Dan is het best lastig om écht jezelf te zijn, dat heb ik gaandeweg moeten leren. Als ik geniet, moet dat voelbaar zijn, maar als ik mijn dag niet heb, mogen de leerlingen en studenten dat ook merken, al moeten ze er uiteraard geen last van hebben. Of je nou tieners of jonge kinderen tegenover je hebt staan, je moet, vind ik, in de eerste plaats een mens van vlees en bloed zijn.”

Laurence: “Het is heel belangrijk dat ze de mens achter de docent leren kennen. Want je bent natuurlijk de balletdocent, die strikt is en van alles van ze eist, maar ze moeten ook weten dat je een andere kant hebt. Dat het feit dat je steeds weer hamert op dit of dat en steeds weer uiterste discipline verlangt, niet is omdat je zelf per se zo in elkaar steekt, maar omdat je wilt dat zíj vooruitkomen, dat zíj bereiken wat ze willen bereiken. En verder denk ik dat je in het begin als docent meestal veel te veel wilt. Hoe meer ervaring je krijgt, hoe beter je weet wat je wél kunt pushen en wat je – vooralsnog – vooral moet laten. Dat evenwicht tussen zoveel mogelijk, maar niet te veel is heel belangrijk.” Amanda: “Ooit zei iemand tegen mij: je moet uitkijken dat je niet harder werkt dan je leerlingen.” Laurence: “En dat is verdraaid lastig voor balletdocenten, die zelf hun hele danscarrière lang alles gegeven hebben.” Lachend: “Maar inderdaad: je moet niet méér gemotiveerd zijn dan je leerlingen.”

Brits en Frans
Dat een van hen (Amanda) een Britse is en de ander (Laurence) een Française maakt volgens hen geen groot verschil in hoe ze tegen hun vak aankijken. Laurence: “We zijn op de Nationale Balletacademie niet superstrikt in de ene of in de andere leer. We hebben met elkaar een syllabus ontwikkeld, waarvan de basis de Vaganova-methode is, maar waarin ook elementen uit de Engelse, Frans en Italiaanse school zitten. Dus nee, ik denk niet dat we op een andere manier naar het vak kijken, maar we hebben waarschijnlijk wel een andere sensibiliteit en misschien soms andere voorkeuren. Zelf houd ik bijvoorbeeld erg van petit batterie, van snelheid en van pas de bourrées; zozeer zelfs dat mijn leerlingen voor mijn afscheid een heel ‘pas de bourrée-ballet’ gemaakt hebben. Het heeft uiteindelijk waarschijnlijk, ‘tous simplement’, te maken met een manier van zijn. Grisha (docent Grigori Tchitcherine – red.) is heel Russisch in zijn aanpak, Nathalie (Caris) heel Canadees. En ik denk dat dat juist goed is. Iedereen moet, terugkomend op wat we eerder zeiden, bij zichzelf blijven en doen waar hij of zij het beste in is. Dan kun je je kennis het beste overbrengen.” Amanda: “Het feit we allemaal andere achtergronden hebben, is juist een verrijking, want we brengen allemaal onze specialiteit mee. Bovendien zijn we een heel hecht team, met een groot onderling respect. We luisteren naar elkaar en vragen elkaars advies.” Laurence: “Absoluut! Toen ik hier kwam werken was ik lichtelijk onzeker, aangezien ik niet pur sang Vaganova ben. Maar die onzekerheid bleek al gauw onnodig en inmiddels kan ik zeggen: ik ben heel erg door Grisha beïnvloed, maar andersom is hij ook door mij beïnvloed.”

Amanda: “Wat typisch Brits aan mij is?” Lachend: “Dat moet je maar aan een ander vragen. Maar ik kan wel zeggen: in mijn jaren op The Royal Ballet School had ik een fantastische docent, Maryon Lane, een voormalige soliste van The Royal Ballet, en ‘I absolutely loved her!’ Zij heeft ons geleerd ‘how to be expansive’. Ofwel: om zowel fysiek als mentaal je ruimte in te nemen. En ik denk nog steeds dat dat heel belangrijk is. Als ik lesgeef, dan wil ik iedereen in mijn klas zien. Letterlijk en figuurlijk.”

Het grotere plaatje
Tijdens het directeurschap van Christopher Powney – die in 2014 alweer vertrok om directeur van The Royal Ballet School te worden – werd Amanda coördinator van NBA 1 t/m 4 en, na de pensionering van Fred Berlips in 2019, van de hele vooropleiding. “Vooral die laatste stap was voor mij een lastige keuze, want vanaf dat moment had ik geen eigen klas meer, en met een eigen klas bouw je toch een intiemere relatie op dan wanneer je nu eens aan die en dan weer aan die klas lesgeeft. Maar tot mijn verbazing vond ik dat coördineren, en alle uiteenlopende taken die daarbij hoorden, ongelooflijk leuk en uitdagend. Ik moest heel veel nieuwe dingen leren, van contacten leggen buiten de academie tot mijn computerskills op orde brengen, en regelmatig zag ik mijzelf dingen doen en dacht ik: wow, dit had ik niet van mijzelf verwacht! Ik moest echter ook dingen doen die ik minder fijn vond, zoals slechtnieuwsgesprekken voeren, en dat ging mij niet in de koude kleren zitten. Dus ik heb ook wel even nodig gehad om mij dat soort dingen eigen te maken en daar ‘confidence’ in op te bouwen. Maar uiteindelijk ben ik heel blij dat ik heb mogen bijdragen aan de verdere professionalisering van de Nationale Balletacademie. Vooral van de laatste jaren, samen met Ernst Meisner (die in 2018 de artistieke leiding van de school op zich nam – red.), heb ik enorm genoten. Ernst is heel genereus en een ontzettend fijn iemand om voor en mee te werken. Maar überhaupt, al mijn collega’s zijn belangrijk geweest voor mij. De docenten, de pianisten, de hele organisatie. Je bent een team, en dat team is ‘the beating heart’.” Laurence: “Het bepaalt de sfeer en die sfeer is cruciaal voor de kwaliteit van het onderwijs.”

Ook Laurence is blij dat ze, als lid van de opleidingscommissie van de Academie voor Theater en Dans (ATD), een aantal jaren verder heeft kunnen kijken dan ‘de muren van haar lesstudio’. “Ik heb in die periode zoveel dingen geleerd waar wij in onze ‘NBA-bubbel’ vaak geen weet van hebben. In plaats van je enkel bezig te houden met ‘balletproblemen’, ben je opeens bezig met onderwerpen als depressies, psychische ondersteuning, taalcursussen,  afstemming van de examenreglementen, de voorraad icepacks en de installatie van nieuwe keukenapparatuur. Ik vond dat buitengewoon boeiend. Je weet weliswaar dat je een onderdeel van de ADT bent, maar je begrijpt opeens het grotere plaatje, en snapt daardoor ook veel beter wanneer dingen een keertje niet kunnen.”

Kind met het badwater
De belangrijkste veranderingen in het balletonderwijs waar ze de afgelopen decennia getuige van zijn geweest, hangen, zeggen de twee, vooral samen met maatschappelijke ontwikkelingen. Laurence: “Je ziet dat het balletonderwijs daardoor, net als het onderwijs in het algemeen, minder hiërarchisch is geworden. En dan vooral voor de oudere studenten, die zijn een stuk mondiger dan wij vroeger waren. Net als de ouders, die veel meer uitleg verlangen en meer betrokken willen zijn. Wat op zich goed is, al zijn er ook dingen die alleen ons artistieke team kan begrijpen en beoordelen. En daarnaast is er, net als in de hele maatschappij, natuurlijk veel meer aandacht voor diversiteit en inclusie.”

Amanda: “Het is goed dat de school, onder leiding van Ernst en Dario, veel aandacht voor dit soort ontwikkelingen heeft. Maar tegelijkertijd is mijn wens voor de toekomst wel dat we het kind niet met het badwater weggooien. Het klassieke ballet is zó ‘precious’, dat moeten we koesteren. Er wordt tegenwoordig vaak geroepen dat ballet elitair is en dat het niet voor iedereen is, maar ‘please, I hope we can get over ourselves’ en dat we ons realiseren dat het een geweldige kunstvorm is die, net als andere kunstdisciplines, zóveel schoonheid kan bieden en er daarom mág en móet zijn. Ik maak me – ook wat dat betreft – grote zorgen over de politieke wendingen van de laatste tijd, waardoor een sentiment in de maatschappij ontstaat dat ballet, dat kunst in het algemeen, niet belangrijk is. Ik denk dat dat een heel gevaarlijke weg is.”

Laurence: “Ballet is net als klassieke muziek of als Rembrandt, die vervang je niet door experimentele pop of Kandinsky. Beide kunnen naast elkaar bestaan. Natuurlijk, de twee beïnvloeden elkaar, alles komt van iets wat er eerder al was. Maar ik hoop dat de pure, klassieke danskunst, die ons als jonge kinderen al betoverd heeft, blijft voortbestaan.”

Onbeschrijflijke rijkdom
Amanda (67) heeft haar functie vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd neergelegd. Laurence (63) is gestopt om meer tijd te kunnen doorbrengen met haar man, die begin dit jaar met pensioen ging. Beiden vinden ze het ‘wel goed zo’, al hopen ze nog regelmatig in te kunnen vallen voor zieke collega’s, of als de nood anderszins aan de man is. Laurence: “Ik danste al op mijn zestiende professioneel en heb al die jaren alles aan de dans gegeven. Ik heb mijn portie veranderingen wel meegemaakt, en nu is het tijd voor een nieuwe generatie om het over te nemen.” Amanda: “Het was heel fijn om tegelijk met Laurence te stoppen. Soms hebben we in het afgelopen jaar tijdens vergaderingen de ander wel even stiekem toegefluisterd: ‘Ha, dat hoeven wij straks niet meer te doen!’ Maar tegelijkertijd: toen Ernst het op een dag over een leuk nieuw project voor dit seizoen had, had ik meteen een flinke brok in mijn keel, want ik realiseerde me ‘dat maak ik dus niet meer mee’.”

Over de vraag wat ze het meest gaan missen, hoeven ze beiden geen seconde na te denken. “De kinderen. De studenten. De collega’s.” En daarnaast ook zeker de muziek. Laurence: “Muzikaliteit is altijd de rode draad voor mij gewest.” Amanda: “De samenwerking met de pianisten is zó belangrijk. Je kunt hun bijdrage niet scheiden van wat jij als docent doet en ik heb al die jaren met zulke fantastische pianisten mogen werken. Dat geeft zó’n ondersteuning, zó’n geweldige lift aan alles wat je doet.” 

Laurence: “En niet alleen als docent, maar ook als mens. Het feit dat je dagelijks omringd wordt door livemuziek, dat is zó’n rijkdom. Ik realiseerde me dat al toen ik 32 jaar geleden voor het eerst bij het conservatorium in Den Haag binnenliep en al die muziek in het gebouw hoorde. Ik dacht meteen: wat een privilege om hier te mogen werken. Musici, pianisten, mensen die oprecht bezield zijn door wat ze doen en die, als balletpianist, dan ook nog in dienst van jouw werk als balletdocent staan. En dat reikt veel verder dan alleen de begeleiding van jouw les of oefeningen. Dat is, wanneer iemand iets speelt, een schoonheid die binnen in jou opzwelt, een gevoel dat, nu ik er zo over nadenk, met geen pen te beschrijven is.”

Interview: Astrid van Leeuwen

Amanda Beck in de studio

Laurence Korsenti in de studio, foto: Antoinette Mooy

Laurence en Amanda tijdens hun afscheid van de NBA

Delen