Deel 19: Land-Based Education and Research
In aprilwas Leanne Betasamosake Simpson als Artist in Residence verbonden aan de ATD. Leanne iseen Michi Saagiig Nishnaabeg schrijver, muzikant, academicus en activist uit Canada. Zij wordt gezien als een van de sterkste Inheemse stemmen van haar generatie.
Leanne Betasamosake Simpson: Na mijn PhD biologie aan de Universiteit van Winnipeg (Manitoba), keerde ik terug naar mijn eigen gemeenschap om daar mijn onderzoek voort te zetten. Ik wilde leren van mijn eigen Ouderen, mijn eigen cultuur. In plaats van conferenties te bezoeken en uren achter de computer te zitten leerde ik esdoornsiroop maken en wilde rijst oogsten. Onderzoek doen betekende hier ook kanoën door het territorium, thee drinken met Ouderen, tijd doorbrengen met Kennishouders, de taal leren en dit alles delen met mijn familie en kinderen. Dat is wat ik nu al ruim twintig jaar doe en het is de ruggengraat van al mijn werk. Zowel van mijn muziek, mijn boeken als mijn academisch werk.
Kun je vertellen wat het Land-Based onderzoek in jou veranderd heeft?
Aanvankelijk zat ik nog heel erg in mijn hoofd, dat is wat de wetenschap van je vraagt: je bent objectief, je leest, je schrijft, je denkt na. Maar voor dit onderzoek had ik mijn hele lichaam nodig, het vereiste dat ik volledig deelnam, dat ik fysiek in beweging kwam, dat ik niet alleen nadacht maar ook voelde en me spiritueel verbond. Je eigen reflecties en leerproces, je eigen perspectieven, dat is in het Nisnaabeg-gedachtegoed alles wat je hebt.
Daarnaast moest ik ook leren vertragen. Je leert alles niet in een paar weken, niet in een paar jaar, het gaat hier echt om een leven lang leren. Veel is mondeling en op de praktijk gebaseerd. De Ouderen gaan niet zitten om je les te geven, er zijn niet veel instructies. Je moet met ze ‘doen’ en een relatie aangaan. Je zult moeten luisteren met je hart. Ouder Doug Williams, die in juli 2022 overleden is, was meer dan twintig jaar lang mijn leraar. We hadden een diep soort vriendschap en deelden een grote toewijding aan het onderzoek naar onze cultuur. Ik heb heel, heel veel van hem geleerd.
Kun je een moment van inzicht noemen?
Eén moment springt er voor mij uit. Ik denk dat het al twintig jaar geleden is, ik werkte aan mijn boek Dancing on Our Turtle’s Back en mijn kinderen waren nog klein. Ik was bij Doug op zijn kantoor aan de Trent Universiteit. Ik wilde met hem praten over de zeven Grootvader-teachings. Dat zijn lessen over de belangrijkste waarden in onze cultuur, ze worden soms bijna als de tien geboden uit de Bijbel onderwezen, en hangen in kantoren vaak als poster in het Engels aan de muur. Ik wilde die zeven Grootvaderlessen gebruiken als een raam naar het verleden. Door ze terug te vertalen naar onze eigen taal wilde ik erachter komen hoe mijn voorouders ze begrepen hadden. Ik vroeg Doug naar de verschillende woorden, toen hij plotseling zei: ‘Het zit anders. ik ken de teachings als ‘Kookom Dibaajimowinan’, wat Grootmoederverhalen betekent. Ik was totaal verbaasd. Hij legde uit dat het de grootmoeders waren die hun kleinkinderen de verhalen over de teachings vertelden. Daarbij verbonden zij iedere teaching, bijvoorbeeld die van liefde, aan iemand uit de familie die die kwaliteit het best belichaamde. Ik vond het prachtig om te horen. Hoe het opgemerkt werd als iemand een bepaalde deugd op een waarachtige manier leefde, en hoe zo’n kleinkind dan verbonden werd aan die persoon. Of eigenlijk aan zeven personen, want er zijn zeven teachings. Er werd een schitterend web van verhalen en verbindingen gecreëerd. Dat was echt mind blowing.
In plaats van dat er zeven wetten werden opgelegd.
Ja, inderdaad, het had niets statisch, want er zijn natuurlijk vele manieren waarop zoiets als dapperheid of respect in de praktijk kan worden gebracht. In die vijf minuten bij Doug op zijn kantoor is alles voor mij gekanteld.
Jij bent als leraar verbonden aan de Dechinta Centre for Research and Learning in het noorden van Canada, in Yellowknife.
Ja, in het territorium van de Dene. De Dene zijn veel later gekolonialiseerd dan onze gemeenschap in het zuiden. Daardoor hebben zij nog een groot stuk land en is de taal intact gebleven. Het Dechinta Centre bestaat nu tien jaar. Het is opgericht om Inheemse studenten weer te verbinden met hun eigen cultuur. We nemen ze mee het land in en leven als een gemeenschap in canvastenten. Vóór de pandemie in programma’s van zes weken, nu van één week, maar we keren nu terug naar de oorspronkelijke vorm. In de ochtenden gaan de studenten met de Ouderen op pad, ze vissen, jagen, drogen vis en verzamelen medicinale planten. De middagen zijn gewijd aan Inheemse studies, daarin reflecteren we op wat de Ouderen ons in de ochtenden hebben geleerd en voorgeleefd. We proberen te leven naar de Dene-wetten, we nemen gezamenlijke besluiten en lossen conflicten gezamenlijk op.
Ik ben benieuwd hoe het verblijf in het Dechinta Centre door de studenten ervaren wordt.
We zien dat Inheemse jongeren het vaak zwaar hebben op de middelbare school, veel van hen halen hun diploma niet. Ze hebben een laag zelfbeeld. Er is racisme en er zijn veel sociaaleconomische problemen, als erfenis van het kolonialisme en de residentiële school. Ons programma wortelt de studenten in hun eigen cultuur, maar we geven ook les over kolonialisme, zodat ze zicht krijgen op hun geschiedenis. Die leren ze namelijk niet in het Canadese onderwijssysteem. Daardoor denken jongeren vaak dat ze uit een slecht nest of een verderfelijke gemeenschap komen. Maar zo is het niet, we zijn juist heel sterk. Onze families leverden weerstand en hebben het uiterste gedaan om ons te krijgen waar we nu zijn. Dat besef geeft vaak een enorme power, tegelijkertijd is er ook veel rouw.
Je ziet de impact wanneer deze jongeren zich weer verbinden met hun eigen kennissysteem, hun talen, hun cultuur en het land. Dat is echt enorm krachtig. Ik denk dat de studenten zich hier zo gelukkig voelen doordat ze op het land zijn, doordat ze leren vissen en vis drogen, dat ze de handelingen leren die hun grootouders altijd hebben gedaan. Ze komen gelukkiger, kalmer, gegrond uit de workshop naar buiten, en ze zien dat ze wel degelijk van waarde zijn.
Dat is iets wat mij raakte en intrigeerde in jouw boek Noopiming, dat iedereen er in de gemeenschap toe doet, dat iedereen zijn plek heeft in het geheel.
Ja, dat maakt je als docent ook heel betrokken. Als een leerling in het gewone schoolsysteem zijn werk niet doet krijgt ie een onvoldoende. Hij is een slechte leerling en hij is lui. In de Nishnaabeg en Dene cultuur is het aan de gemeenschap om te kijken wat er aan de hand is. Heeft de persoon meer ondersteuning nodig, gaat ie door iets heen wat wij niet begrijpen, zijn er lichamelijke of psychische problemen, is er een trauma in de familie waar diegene mee te maken heeft? Er is een oude legende waarin iemand aartslui is en niets wil bijdragen aan het geheel. Zijn gemeenschap doet er alles aan om uit te zoeken waar dat aan ligt, met een niet aflatende vriendelijkheid, support en geduld. Er lijkt lange tijd niets in beweging te komen tot de persoon plotseling verandert in veenmos. Veenmos is heel bruikbaar, het dient als luiers, er worden medicijnen van gemaakt en het is antibacterieel. Dus als je niet op één manier bijdraagt vindt het universum wel een andere manier (lacht).
Doceer jij de studenten Inheemse studies?
Ja, ik ben onder andere gevraagd om de studenten opmerkzaam te maken voor hoe de Ouderen de Dene-wetten leven. Als je dat niet doet, gaat het vaak aan ze voorbij. Ze zijn zo gewend aan leraren die hen vertellen: ‘Dit zijn de regels en leer die maar uit je hoofd’. Eén van de Dene-wetten is dat je alles deelt wat je hebt. Ik probeer ervoor te zorgen dat de studenten gaan zien hoe de Ouderen dat doen, hoe ze hun voedsel, hun vaardigheden, hun kennis delen. Op het moment dat de studenten zelf de wetten gaan leven, als ze bijvoorbeeld alles wat ze hebben beginnen te delen, weet je dat het begrepen is.
Is dat een rol die traditioneel ook voorkomt in jullie cultuur? Is het aan de ouders om ervoor te zorgen dat kinderen de lessen van de Ouderen oppikken?
Volgens Doug Williams is dat de taak van de mensen van middelbare leeftijd. Het is aan hen om te garanderen dat de verhalen en de lessen van de Ouderen bij de kinderen aankomen. Zij zijn de brug. Zo’n taak is nooit alleen weggelegd voor de ouders, er is altijd een wijdere kring van ooms en tantes om de kinderen heen. Dat maakt dat de teachings op verschillende manieren tot de kinderen komen. Die diversiteit is heel belangrijk in ons gedachtegoed: dat er nooit één manier is waarop iets moet gebeuren, dat alles fluïde is.
Tekst en interview: Hester van Hasselt
De complete serie interviews Artistiek onderzoek - Wat houdt dat in? kun je hier lezen