Artistiek onderzoek - Wat houdt dat in? Een gesprek met Mira Thompson

fotograaf: Jonne Bruinsma

Gepubliceerd op

Onderzoek aan de Academie voor Theater en Dans, we weten dat het gebeurt, maar wat houdt het precies in? Het zevende deel van een serie interviews voor een blik achter de schermen. Een gesprek met jazz zangeres en activiste Mira Thompson, deelnemer aan de kenniskring Belichaamde kennis in theater en dans onderdeel van het ATD Lectoraat.

Deel 7: Wederzijdse afhankelijkheid

Mira Thompson: Op uitnodiging van Carly Everaert gaf ik vorig jaar les aan de tweedejaars studenten Scenografie. Het blok ging over bepaalde vormen van activisme die doorklinken in de kunsten. Ik was gevraagd als persoon met een beperking en met kennis van de Disability Theory. Mijn verhaal ging over ‘access intimacy’, een term die bedacht werd door de Amerikaans-Koreaanse schrijver Mia Mingus. Access intimacy noemt zij ‘a hard to describe feeling’, een intieme ervaring die ontstaat als je behoefte aan toegang door een ander werkelijk wordt begrepen. In de meeste gevallen in een situatie van wederzijdse afhankelijkheid.

Ik vroeg de studenten op zoek te gaan naar een dergelijke ervaring in hun leven. Als voorbeeld vertelde ik over mijn vakantie in Zuid-Frankrijk met mijn beste vriendin. In het openbare zwembad bleek dat de wc voor mij niet toegankelijk was, terwijl ik toch heel nodig moest plassen. Mijn vriendin zei: ‘Kom op, ik zal je helpen’. We pasten nauwelijks samen in het hokje, de deur kon bijna niet dicht, het was snoeiheet en het zweet gutste van onze lichamen. We kregen ongelooflijk de slappe lach. Uiteindelijk moest ik haar bijna dragen. Dat was voor ons allebei een heel geestig maar ook heel intiem moment, een soort versmelten, het raakte aan het besef dat we allemaal maar wat doen in het leven, dat we allemaal afhankelijk zijn.

Het mooie aan de les bij Scenografie was dat het onderwerp direct leek aan te slaan. De studenten kwamen op heel persoonlijke ervaringen, waarin iets erg pijnlijks of ongemakkelijks plotseling omsloeg in iets moois.

Hoe denk je dat dit bij de studenten doorwerkt?

Als je het hebt over toegankelijkheid en afhankelijkheid open je voor de meeste mensen een heel nieuw gebied. Afhankelijkheid is iets waar we allemaal niets van willen weten. Terwijl ik er in mijn persoonlijk leven wel over nadenken moet. Je zou kunnen zeggen dat mensen gaan nadenken over hun eigen eindigheid. Dat klinkt misschien hoogdravend, maar ik denk dat dat een van de redenen is waarom mensen moeite hebben met mensen met een beperking, waarom ze die eng, raar en onpasselijk vinden: ik denk dat ze onbewust hun eigen sterfelijkheid zien.

Toegankelijkheid gaat dus over iedereen, het is veel breder dan een trappetje weghalen, het gaat over al onze lichamen. Dat bewustzijn kan iets toevoegen aan onze perceptie van de wereld en van de kunsten. Samen met Carly Everaert kijk ik nu hoe de access intimacy-les, die ik bij Scenografie gaf, breder geïmplementeerd kan worden in de school. Vanuit DAS kregen we een beurs om dit verder te onderzoeken en vorm te geven. Ook Jacqueline Kool, onderzoeker en adviseur rond Disability Studies, Hazar Chaouni uit het Disability Activisme, Alexa Mardon, masterstudent aan DAS Choreography en Laura Cull Ó Maoilearca, lector en hoofd van DAS Graduate School, nemen aan deze onderzoeksgroep deel.

In de Disability Theory wordt gebruik gemaakt van twee modellen: het medische en het sociale model. Die zijn bepalend hoe een samenleving naar mensen met een handicap kijkt. In het medisch model vraagt men: wat voor een ziekte heb jij? In het sociaal model is het de samenleving die ons gehandicapt maakt, omdat er een heleboel niet op orde is. Dan is de vraag: wat kunnen we als samenleving doen om toegankelijk te zijn voor iedereen? Het zou mooi zijn als de kunsten het sociale model zouden hanteren en daarmee een voortrekkersrol zouden vervullen.

Wat zou dat betekenen?

In de eerste plaats krijg je veel nieuwe kunstenaars, want ‘you are missing out’ als je een ruimte ontoegankelijk maakt. Ik denk dat er andere kunst zal ontstaan, alleen al als een ruimte anders wordt ingericht. De samenkomsten met de nieuwe onderzoeksgroep ‘De access intimacy-les’, zijn voor mij droomontmoetingen, wij zijn allemaal vrij radicale denkers: wat is er qua toegankelijkheid mogelijk zonder dat het misschien ooit werkelijkheid wordt?

Waar denk jij aan?

Het eerste wat ik voor me zie een futuristische wereld waarin mensen met allerlei beperkingen geassimileerd zijn in de samenleving. Ik moet vaak denken aan het Kunstmuseum (voorheen Gemeentemuseum) in Den Haag. Daar is bij de ingang een liftje, of eigenlijk een trap die verandert in een lift. In het omhooggaan voegen de treden zich samen, de eerste tree neemt de tweede en de tweede neemt de derde mee. Dat is een wereld waarin ik wil leven. Waarin toegankelijkheid helemaal is geïntegreerd. Uitsluiting in de architectuur is zoiets agressiefs. Het EYE Filmmuseum heeft een prachtige, koninklijke trap, maar met mijn rolstoel kan ik alleen via een zijingang, door een kantoorgebouw naar binnen. Daar word ik heel recalcitrant van, een toegangskaartje koop ik dan liever niet meer.

Je noemt jezelf een activist.

Ja, al voel ik me daarin wel ambivalent. Ik heb, geloof ik, niet echt een keuze. Als je als persoon met een beperking een bestaan wilt hebben dat ergens toe leidt, moet je - in ieder geval voor jezelf - wel mondig zijn. Wat het activisme betreft: die zit bij mij in het lezen en schrijven. Er zijn al veel mensen bezig met een soort hard activisme, dat moet ook, maar ik denk dat het daarnaast belangrijk is om na te denken over alles wat eronder en achter ligt.

Speelt het zingen ook een rol in je activisme?

Ik mis soms wel de verbinding met de kunst van het zingen. Omdat mijn lichaam zo gemedicaliseerd is, ben ik altijd gefocust geweest op het intellect. Zingen is voor mij bevrijdend en van levensbelang. Zingen doe je met je hele lichaam. Je bent verplicht om het lichaam mee te nemen en dat kan heel fijn zijn, ook om te ontdekken dat daar zoveel rijkdom zit.

In de laatste jaren probeer ik mijn intellectuele kant en mijn zang samen te brengen. Ik ben heel erg geïnteresseerd in taal en tekst en wat je daarmee kan teweeg brengen, ik schrijf mijn eigen nummers en studeer op dit moment Cultuurwetenschappen, volgend jaar Letterkunde aan de Open Universiteit. Vóór corona was ik bezig met een subsidieaanvraag voor een multidisciplinaire show, ik houd van beeldende kunst en ik werk graag samen met mensen uit andere disciplines. Dat waar het werkelijk om gaat bij access intimacy vertaal ik het liefst op een poëtische manier.
 

Wilt u meer weten, schrijf u dan in voor een online panel over accessibility, disability justice and the arts, onderdeel van ATD Research Month op 25 mei 18.00-19.30 met presentaties van Mira Thompson, Jacqueline Kool en Hazar Chaouni
https://www.atd.ahk.nl/das-research/atd-research-month/25-26-may-2022-access-intimacy/
 

Tekst en interview: Hester van Hasselt

Delen