Artistiek onderzoek - Wat houdt dat in? Een gesprek met Miguel E. Keerveld

foto: Ada Korbee

Gepubliceerd op

Onderzoek aan de Academie voor Theater en Dans, we weten dat het gebeurt, maar wat houdt het precies in? Het zesde deel van een serie interviews voor een kijkje in de keuken. Een gesprek met beeldend kunstenaar en curator Miguel E. Keerveld, deelnemer aan de onderzoeksgroep THIRD van DAS Graduate School.

Deel 6: I walk with you, you walk with I

Miguel E. Keerveld is in Suriname als ik hem spreek via Zoom. Hij heeft zojuist een groep kinderen ontvangen in Readytex Art Gallery in Paramaribo, de grootste privé-kunstgalerie van het Caraïbisch gebied, waar hij dit jaar curator is. Keerveld noemt zichzelf intuïtief kunstenaar en autodidact, oorspronkelijk werd hij opgeleid tot civiel technisch ingenieur.

Miguel: Voordat ik begon aan THIRD werd ik hier gevraagd als curator. Er was behoefte aan iemand van eigen bodem. Al drie jaar was de galerie bezig met ‘Alakondre’, een project met Surinaamse kunstenaars waarin zij reflecteren op hun identiteit, zowel in een persoonlijke context als in de context van Suriname. Een zoektocht naar een gemeenschappelijk concept om de Surinaamse kunst te definiëren en te verklaren naar de buitenwereld toe.

Wat betekent Alakondre?
Alakondre is een typisch Surinaams begrip. Het betekent letterlijk ‘alle landen, alle gezindten, alle kleuren’. De bevolking in Suriname is bijzonder divers, onze omgangstaal, het Sranan, is samengesteld uit 22 lokale talen. Je zou kunnen zeggen: Alakondre is het tegenovergestelde van Apartheid, onze ware aard is inclusief.

Het project Alakondre werd oorspronkelijk geleid door Alida Neslo, theatermaker en onder andere voormalig directeur van DasArts (de voorloper van DAS Theatre). Gaandeweg bleek dat veel Surinaamse kunstenaars moeite hebben om zich verbaal te uiten. Vraag je een Amerikaanse kunstenaar over zijn werk te praten dan is ’ie niet te stoppen, hier moet je het echt uit iemand trekken. Mij werd gevraagd Alakondre voort te zetten en een verdiepingsslag te maken met de achttien kunstenaars van de galerie.

Wat was je invalshoek?
De afgelopen jaren volgde ik een opleiding tot coach/counsellor. De koppeling van counseling en kunst onderzocht ik eerder met jongeren met HIV, met jongeren  in kindertehuizen en in internaten -vaak jongeren uit het binnenland die voor studie in de stad verblijven- en met buurtorganisaties. Dat project heette MISSION 21, Hand in hand into active participation en leverde de jongeren veel zelfvertrouwen op. Bij de galerie en THIRD onderzoek ik nu specifiek of de koppeling van counseling en curatorschap ook werkbaar is. In Europa is het interessant om als curator een kunsthistorische achtergrond te hebben, maar daarmee sla je in Suriname denk ik de plank mis. Wij hebben een veel emotionelere maatschappij. Ik vermoed dat mijn aanpak op dit moment relevanter is.

Hoe pak je het curatorschap aan?
Ik hanteer een ongeforceerde werkwijze, dat lijkt goed te bevallen. In april presenteren de kunstenaars van de galerie nieuw werk op de Atlantic World Art Fair, ik heb ze gevraagd om ‘een ander’ mee te nemen in het maakproces. Je gaat symbolisch een dialoog met ‘een ander’ aan. Dat kan je grootvader, je buurman, je innerlijk kind, iemand met een andere etniciteit of iets abstracts zijn. Het gaat hier nadrukkelijk om ‘een ander’ en niet om ‘de ander’. ‘De ander’ is een Westers model, het schept een afstand zoals wij die hier in Suriname niet kennen. Hier zeggen we: ik zie jou in mij, jij ziet mij in jou.

I kroywara I: I walk with you, you walk with I. Dat is het uitgangspunt voor mijn zoektocht binnen de galerie en THIRD. Je kunt dit vergelijken met het Zuid-Afrikaanse Ubuntu of Inlakech van de Maya’s. Mijn grootvader was half Indiaan en een sjamaan. Zelf ben ik christelijk opgevoed maar ik ben hongerig naar de kennis die ik in verbinding met hem kan exploreren. Ik ben ervan overtuigd dat die kennis ook in mij zit.

Is je grootvader jouw ‘ander’ in dit project?
Ja, maar mijn grootmoeder doet ook mee. Ik ben opgegroeid in Paramaribo, in de vakanties gingen we vaak naar de oude cacaoplantage Dageraad, waar mijn grootmoeder woonde. Daar konden mijn zusje en ik ervaren hoe het was om een kostgrondje te onderhouden. Eerst werd het bos open gekapt, dat deden de mannen, vervolgens werd met de hele gemeenschap het hout in grote stapels verbrand. Daarna werd het land verdeeld onder verschillende gezinnen. Per gezin werden resten onvoldoende gebrand hout op kleinere stapels opnieuw verbrand, dat laatste deden de vrouwen en kinderen. Ik herinner me hoe mijn oma dit met mijn moeder en met ons deed, waarna het beplanten kon beginnen en op termijn het oogsten.

Die herverbranding, of ‘kleine voorbereiding’ heet Koiwara. Door Koiwara werd de grond extra vruchtbaar. Omdat ik graag met mijn vrouwelijke kant wil werken koos ik Koiwara als persoonlijk symbool voor dit proces bij de galerie en THIRD. Koiwara gaat voor mij over de -in mijn ogen- spannende relatie tussen moeder en kind. Tegelijkertijd herinnert het mij aan de voorouderlijke kracht en de verbinding met mijn grootouders. Ik krijg veel energie van dit project, maar er wordt ook veel van me gevraagd. Mijn grootouders begeleiden me in dit proces.

Het lijkt alsof je bij de galerie in je eentje een graduate school leidt!
(lacht) Nee hoor, ik ben goed ingebed. Twee kunstenaars van mijn eigen generatie, Kurt Nahar en Sri Irodikromo zijn mijn sparringpartners en mede-curatoren. Alida Neslo en Rinaldo Klas mijn artistiek begeleiders, zij zijn van twee generaties voor mij. Als ik te grote sprongen maak, fluiten ze mij terug.

Interview: Hester van Hasselt

 

 

Delen