Onderzoek aan de Academie voor Theater en Dans, we weten dat het gebeurt, maar wat houdt het precies in? Het vierde deel van een serie interviews voor een kijkje in de keuken. Een gesprek met danser- choreograaf en docent aan de opleiding Docent Dans: Patrick Acogny.
Deel 4: In dezelfde hartslag zijn
Tien jaar geleden kwam Patrick Acogny (Frankrijk, Senegal) voor het eerst naar Amsterdam, voor een Artist in Residence samen met zijn moeder Germaine Acogny. Sindsdien zijn zijn lessen niet meer weg te denken uit het curriculum van Docent Dans. Tot twee keer toe gingen alle tweede en derde jaar studenten een maand lang naar Senegal. In een film en essay zet Patrick Acogny nu zijn bevindingen, werkwijze en gedachtegoed uiteen.
Ik begreep dat je laat bent begonnen met dansen.
Ja, dat is te zeggen, ik begon op mijn 23e aan een dansacademie. Ik danste altijd al voor mijn plezier, maar dat ik er mijn beroep van wilde maken, had ik totaal niet voorzien. Tijdens een workshop van mijn moeder werd er iets getriggerd. Het was voor het eerst in mijn leven dat ik zo helder wist: dit wil ik en daar ga ik naartoe. Volgens de wet van de aantrekkingskracht viel alles vervolgens op zijn plek. Je kunt zeggen: 23 is laat om te beginnen als danser. Maar als ik mijn moeder van 77 zie optreden, denk ik: wat is leeftijd nu echt? (lacht.) Het gaat niet om wanneer, maar om hoe en waarom, denk ik.
Mijn docent bewegingsanalyse, Christine Roquet, zei op een conferentie in Rio de Janeiro provocerend: ‘In dance there is no body.’ Ik dacht: aha, interessant! Er zat voor mij altijd al iets onbevredigends in hoe het lichaam in het dansveld wordt gezien. Roquet zegt: ‘Het gaat niet om het lichaam: jong of oud, zwart of wit, maar om hoe je beweegt, hoe je omgaat met de zwaartekracht, zodat de dans tevoorschijn kan komen.’ Ik dacht: right! Yes, teacher! Thank you!
Is er een verband tussen jouw onderzoek en hetgeen Roquet hier zegt?
Ja, direct of indirect. In mijn essay schrijf ik over de deconstructie van Afrikaanse dans en hoe ik van daaruit lesgeef. Als je Afrikaanse dans studeert, leer je doorgaans een vast repertoire, waarmee je de meest fantastische combinaties kan maken. Zo heb ik zelf ook jarenlang gedanst en gechoreografeerd. Totdat ik aan universiteit van Parijs en Londen een master deed, om Afrikaanse dans en specifiek de methode van mijn moeder te analyseren. [Germaine Acogny wordt gezien als de grondlegger van de Afrikaanse moderne dans, red.]
De literatuur over Afrikaanse dans die ik in eerste instantie vond, bestond enkel uit antropologische studies; een zoektocht naar de wortels en de betekenis van de Afrikaanse dans. Directe bronnen over de danspraktijk (wat gebeurt er als je danst) waren er niet. Om de Afrikaanse dans te begrijpen, moest ik een ander veld bestuderen: namelijk dat van de hedendaagse dans. De theorieën die ik daar leerde paste ik toe op mijn moeders werk.
Door de bewegingsanalyse van Hubert Godard ging een wereld voor me open. Mijn docent Christine Roquet, waar ik het zojuist over had, was een leerling van hem. De somatiek van Godard hielp me op een andere manier naar mijn lichaam te kijken. Het gaat niet om afkomst, sekse of gender, zelfs niet om de beweging, maar om het gebaar dat in de ruimte wordt gemaakt.
Hoe verhoud ik me tot mijn gewicht, tot de zwaartekracht? Hoe kan ik mezelf dragen? Dat zijn ook de vragen die ik meeneem in mijn didactiek. Ik maak van de studenten geen Afrikaanse dansers, maar leer ze hoe ze hun lichaam ontvankelijk kunnen maken voor een andere dansesthetiek.
Kun je een moment uit de les noemen waarvan je zegt: ‘Hier gebeurt iets!’
Mijn les bestaat uit vier delen. Daarin gebeurt altijd wel iets (lacht). Eerst laat ik de studenten hun ruggengraat verkennen. Door te rekken, te golven en te zwaaien krijgen ze een grotere flexibiliteit in de ruggengraat, dat zijn ze totaal niet gewend. In het tweede deel van de les gaat het om bouncing en grounding, om hoe je de vloer gebruikt en één wordt met de muziek. We zeggen vaak: ‘follow the music’, maar we zijn de muziek. In de dans wordt het lichaam een drum die antwoordt op de drum. We zijn in de tijd. We zijn. Als de studenten dat beginnen te ervaren denk ik: aha!
Een ander interessant moment ontstaat wanneer ik ze vraag om uit hun eigen bubbel te komen en te zien dat ze met anderen zijn. Hoe dans je als groep? Hoe word je samen één lichaam, hoe draag jij bij aan dat grotere geheel? Kun je je laten dragen door het collectief? Als je je overgeeft aan de groep komt er een moment dat je vergeet waar je vandaan komt, ook dat is een cruciaal moment. Het gaat er niet om allemaal dezelfde beweging te maken, maar in dezelfde hartslag, dezelfde emotie, dezelfde ademhaling te zijn.
Het derde deel van de les is gericht op het fijn-stemmen van lichaam, ik wil dat de studenten begrijpen hoe het werk met de ruggengraat, de heupen, het bouncen in hun eigen lichaam werkt. Het is als het leren van een nieuwe taal. In het vierde deel komt de eigen expressie aan bod. Daarin zit vaak nog zo’n moment waarop je ziet dat studenten iets essentieels ontdekken. Meestal vragen docenten om het maximum: Bam, Bam, Bam! You have to dance! You have to be there! You have to give all! Ik zeg: geef me niet meer dan vijftig procent, soms zestig, en als je je echt goed voelt: go for it! Hoe meer kracht je uitoefent, hoe slechter dat is. Dansen vraagt om tegelijkertijd los en present te zijn. Vaak lukt het de studenten niet meteen om maar vijftig procent te geven, maar ze voelen wel dat ze kunnen ontspannen [Acogny ademt diep uit]. Als ze loslaten kan er iets van binnenuit naar buiten komen, er komt een expressie tevoorschijn in de ruimte die je openlaat.
Hoe reageren de studenten, ik kan me voorstellen dat dit werk mind blowing is, alleen al als je beweging brengt in je ruggengraat.
Ja, dat geeft hele nieuwe mogelijkheden. Ik merk dat ze het ook verhelderend vinden om benoemd te krijgen wat ze in hun lichaam doen. Ik voel me bevoorrecht dat ik een academische en artistieke praktijk kan combineren, in alles wat ik leer zoek ik de connectie naar wat ik doe, en andersom. Dat geef ik ook aan de studenten mee: oké, je leert nu technieken uit een Afrikaanse traditie, maar hoe reik je uit naar andere gebieden, hoe maak je de verbinding, over en weer, tussen hetgeen je hier leert en je eigen dansachtergrond?
Het onderzoeksproject van Patrick Acogny, in samenwerking met de opleiding Docent Dans, werd mede mogelijk gemaakt door Onderwijsontwikkeling van de ATD. Voor zijn essay "Contemporary African Dance Deconstructed” ontving Acogny ook ondersteuning van DAS Research. De tekst zal begin 2022 online beschikbaar zijn. De film "African Aesthetics and Contemporary Dance: A Practitioners Perspective" vindt u hier: https://www.youtube.com/watch?v=1UsxMiHB-Lk
tekst en interview: Hester van Hasselt