Interview met Laura Cull Ó Maoilearca: ‘Weten hoe niet te weten’

Gepubliceerd op


Laura Cull Ó Maoilearca ontmoet ik in haar nieuwe werkkamer, in een lichte ruimte vol planten. Het is anderhalve maand geleden dat ze aantrad als hoofd van DAS Graduate School. Anderhalve maand van ontdekken, leren kennen, op zoek gaan naar wat er leeft in de school en de kunsten, in Amsterdam, in Nederland. Haar kinderen naar een nieuwe stad, een nieuwe school, een ander land.
Laura is geboren in Schotland, volgde de kunstacademie in Londen, en sloeg af naar de filosofie. Vanaf 2012 was zij verbonden aan de faculteit Theater en Dans aan de Universiteit van Surrey, waar zij onlangs een grote beurs binnensleepte voor haar onderzoek in Performance Philosophy. Laura zocht geen baan, maar werd gevonden, DAS Graduate School nodigde haar uit om deel te nemen aan de sollicitatieprocedure. Waarom zette Laura deze stap? Waar wil ze heen met de school, welke kant wil ze op?

Laura Cull Ó Maoilearca: ‘Afgelopen week schreef ik een essay, deels gebaseerd op een tekst van de Amerikaanse dichter Fanny Howe, Bewilderment. Bewilderment is een staat van niet-weten, van alle houvast kwijt zijn, het kompas dolgedraaid. Voor Howe is dit de toegang tot poëzie en, in bredere zin, tot het leven zelf.
In februari stierf mijn vader. Ik solliciteerde hier terwijl hij ernstig ziek was, hij heeft nog geweten dat ik aangenomen was. Er was een vreemde gelijktijdigheid van gevoelens: het ondraaglijk verdriet om zijn sterven en de enorme vreugde over deze nieuwe baan. Aanvankelijk probeerde ik de rouw buiten de deur te houden, mijn leven te leiden zoals voorheen. Tot ik op een wandeling door het bos besefte dat het toelaten van de rouw, de alles omverslaande golven van verdriet, uiteindelijk tot transformatie kan leiden, door het niet-weten, de chaos, de houvastloosheid heen.

Rouw verandert het idee van ‘plannen’ en ‘het uitstippelen van een pad’. Het presenteren van een toekomstvisie voor DAS Graduate School wordt daarmee een gekke exercitie. Nog vreemder wordt het door de pandemie, die de toekomst van de kunsten radicaal onzeker maakt. Ik ben hier nog maar sinds 1 september, alles is nieuw, het land, de school, de kunstscene. Ik geloof niet in het opleggen van mijn ideeën aan een gemeenschap die ik nog nauwelijks ken. En sowieso moet het formuleren van een visie per definitie een gezamenlijke onderneming zijn. Tenminste als je samen de verantwoordelijkheid draagt voor de toekomst die je bouwt.

Je neemt natuurlijk wel een hoop ervaring mee. Kun je iets vertellen over  Performance Philosophy en het onderzoek dat je op dit moment doet? Ik zag een filmpje op internet, waarin een zangeres en een contrabassist contact probeerden te leggen met een varken.

Performance Philosophy bestaat sinds 2012 als een discipline, hoewel de ideeën waarop het betrekking heeft natuurlijk veel ouder zijn, en heeft twee uitgangspunten: ten eerste dat performancekunsten op hun eigen, fysieke manier kennis voortbrengen, en een bron kunnen zijn voor de filosofie. En ten tweede dat filosofie en denken iets is dat wij ‘performen’. Dat zie je bijvoorbeeld in de filosofie uit vroeger tijden, waarin het veel meer om een belichaamde beoefening ging: meditatie, yoga, ethiek in de omgang - en esthetiek- speelden een grote rol in de totstandkoming van nieuwe ideeën en de wijze waarop daarover werd gedebatteerd.

Radicale gelijkheid
Het onderzoeksproject dat ik op dit moment leid, heet Performance Philosophy and Animals: Towards a Radical Equality. In hoe we denken over dieren zit een enorme machtsdynamiek. De vraag is of we door middel van performance een ethischere kennis kunnen verwerven in de omgang met dieren. Liever gezegd: met niet-menselijke dieren. Het project Sheep Pig Goat van het gezelschap Fevered  Sleep, waar jij een filmpje van zag, maakt hier deel van uit. Begin dit jaar werkten we samen aan de faculteit Diergeneeskunde in Surrey. Midden in dat gebouw vind je een grote ruimte vol anatomische modellen, hier leert de student het dier in de eerste plaats in delen kennen. Wij wilden kijken of we, met inzet van de performancekunst, verschillende soorten kennis met elkaar in gesprek konden laten gaan. Wat gebeurt er als je musici of dansers met een varken, een schaap of een geit in dezelfde ruimte zet? Hoe ontmoet je een dier en wat betekent ‘ontmoeten’ eigenlijk hier? Meer nog dan dat we antwoorden vonden, waren we ons bewust van onze enorme vooringenomenheid in de omgang met dieren; van onze kennis en denkwijzen die ‘het weten hoe je de ander bereikt’ juist in de weg kunnen staan.  

Een ander deel van mijn onderzoeksproject is een podcastserie geleid door kunstenaar en schrijver Rajni Shah. Daarin onderzoeken we zorg, dehumanisme, dekolonisatie en ontmenselijking. Racisme is niet hetzelfde als de discriminatie van dieren, maar er is bij beide sprake van geweld rond de vraag wie er meetelt, welke levens van waarde zijn, en wie dat eigenlijk bepaalt.
Ik zie enig verschil in hoe er over racisme wordt gesproken in Groot Brittannië en in Nederland. In het gesprek over racisme dat in Groot-Brittannië al lange tijd wordt gevoerd, wordt het idee van ‘diversiteit’ op dit moment sterk bekritiseerd. Diversiteit leidt vaak slechts tot een uiterlijke verandering, terwijl de structuur van organisaties onveranderd blijft. De nadruk in Groot-Brittannië ligt nu eerder op het dekoloniseren van organisaties, van het curriculum en van onszelf als individu.
 
Dekolonisatie
Een van de meest radicale veranderingen is bijna onzichtbaar, en speelt zich af op persoonlijk niveau: wat zijn mijn blinde vlekken als witte, heterovrouw uit de middenklasse, zonder lichamelijke beperkingen, opgevoed en bewegend in een eurocentrische wereld? Welke boeken lees ik, waar luister ik naar, met wie werk ik samen en met wie ben ik bevriend? Durven we onszelf de meest ongemakkelijke vragen te stellen? Hoe houd ik in mijn dagelijks leven de witte suprematie in stand? Hoe zet ik onbewust het racisme voort? Door het project met Rajni Shah realiseerde ik me dat ‘een stap terug zetten’ wel eens het meest radicale gebaar was dat ik kon maken: ruimte maken voor anderen, meer luisteren, minder spreken. In de podcastserie was het belangrijk dat de gesprekken gevoerd werden zonder mij, als witte vrouw, erbij. Dat is pijnlijk en ongemakkelijk om te leren. Maar wel heel belangrijk, en zeker iets dat ik probeer mee te nemen in mijn nieuwe baan.

In de ATD is er de afgelopen jaren natuurlijk al veel in beweging gezet. Toch geloof ik dat er een volgende stap te maken is in het inclusief maken van de school. Nu de pandemie alles stillegt, krijgen we de uitgelezen kans om nog scherper te kijken naar hoe we structureel zijn georganiseerd. Let wel: ik ben geen expert! Ik maak voortdurend fouten, maar ik ben bereid om te leren en ik voel een grote verantwoordelijkheid.

Zou je ook hier kunnen spreken van Bewilderment?

Ja. Het is niet mijn bedoeling om in die staat te blijven, maar er in kunnen verblijven, ook al is dat tijdelijk, is enorm belangrijk om echte verandering mogelijk te maken. Het interessante is dat juist binnen de kunsten veel kennis aanwezig is over hoe met het niet-weten om te gaan. Het niet-weten, dat zowel een bron van angst als van creativiteit kan zijn. Kunstenaars weten hoe je kunt improviseren, hoe onzeker te zijn, te spelen en te experimenteren. Zij ontwikkelen vaardigheden en technieken om overeind te blijven staan in het onbekende. Er zijn weinig andere vakken waarin je dit leert. Kunstenaars hebben een enorme kennis te bieden, op het moment van grote onzekerheid weten zij hoe niet-te-weten, hoe ontvankelijk te zijn.

Interview: Hester van Hasselt

Delen